Afgelopen vrijdag ben ik begonnen met het schrijven van mijn eerste roman (yeah!). Ik had jaren geleden een opzet voor een historische roman geschreven, en die 16 dichtbeschreven pagina’s vervolgens keurig in een lade gelegd met het idee: deze ga ik fijn uitwerken als ik tijd heb. Het manuscript verhuisde mee naar Nieuw-Zeeland, en volgde ons na zes jaar weer braaf terug naar Amsterdam.

Pas enkele weken geleden besefte dat ik never nooit zomaar een jaartje ‘over’ zou hebben om eens lekker aan dat boek te werken. Ik besloot dat ik er maar gewoon aan moest beginnen en ’t tussen al mijn andere werkzaamheden in zou proppen. Dan maar extra druk, pech. Maar het idee dat ik dit mooie boek nooit zou schrijven benauwde me opeens meer dan al het extra werk dat het me zou opleveren.

Dus ik startte… maar al na enkele pagina’s was ik niet meer zo heel enthousiast. Hmmm. Was dit nu dat razendspannende project waar ik me al die jaren op verheugd had?

Toch had de rush van het schrijven me weer volledig in haar greep en ik dacht: ‘als ik er maar gedisciplineerd aan werk, dan wordt het vanzelf leuk’. Ik mailde redacteur Thijs van mijn uitgeverij en vroeg hem of ik misschien voortaan elke vrijdag bij hen op kantoor mocht komen werken aan m’n nieuwe boek.

Een beetje een vreemde vraag, maar zowel de uitgever als de office manager vonden het prima en zo toog ik op die stormachtige vrijdag na Sinterklaas met m’n laptop, snoer en een vruchtenreep naar de Herengracht, om me daar, op de vierde verdieping van dat enorme, historische grachtenpand volgestouwd met boeken, in een stil, warm, knus vergaderkamertje annex bibliotheekje – en in de hoedanigheid van een soort schrijvende Eline Vere – achter m’n computer te nestelen.

Met slechts zeven andere Meulenhoff-medewerkers in onzichtbare kamers, en zonder internetverbinding of bliepende i-phone (ik heb een Nokia uit 1880 die niks kan behalve bellen en sms-en), hield niets me meer tegen om eens lekker aan de slag te gaan.

Ik haalde de opzet van m’n roman tevoorschijn, legde ‘m netjes naast mijn computer en begon… aan een heel andere roman.

Na vijf uur onafgebroken doorwerken waaide ik ’s avonds ons huis binnen met maar liefst vijf pagina’s van mijn nieuwe leven als romanschrijver onder m’n arm!

Ook deze roman zat al jaren stilletjes in mijn hoofd te gisten, maar ik had nooit de moed kunnen opbrengen om het uit te schrijven. En dat is, achteraf gezien, maar goed ook. Ik heb nu wel de volgende ‘scène’ in mijn hoofd. Maar waar het verhaal precies naartoe gaat en hoe het zal eindigen, weet ik niet. En dat is wel zo spannend.

Nu schrijf ik met de ontwikkeling van het verhaal mee, in plaats van een voorbedacht verhaal uit te werken.

Het vreemde aan schrijven, creëren dus, is dat het lijkt alsof een tekst, of een blog post, of een verhaal voor een boek, er allang is.

Ik ben er nu, na die eerste vijf pagina’s die als vanzelf uit m’n typende vingers kwamen rollen, van overtuigd geraakt dat ik het verhaal niet verzin, maar dat het er al was en mij gevonden heeft.

Ik voelde dat ook toen ik aan mijn mindfulness-boeken werkte. Pas na zoveel woorden, alinea’s, pagina’s… las ik de tekst en dacht: heb ik dat geschreven? Daarna ging ik ermee aan de slag om het te verbeteren en fijn te slijpen. Maar die oorspronkelijke teksten leken niet uit mijn hoofd gekomen te zijn, maar van elders… van buiten mij.

Met dit nieuwe roman-verhaal is die ervaring sterker dan ooit. Ik kan het verhaal om mij heen voelen, het is altijd bij me.

Als ik voor mijn laptop ga zitten, dan vloeit er een scène mijn hoofd in, stroomt door mijn armen naar mijn handen, dan door mijn vingers naar het toetsenbord van m’n Mac. Ik kijk toe hoe het verhaal zich op mijn scherm vertelt. Pas daarna, na enkele alinea’s, lees ik wat er staat en zie ik hoe ik betere woorden kan kiezen, een betere zinsconstructie kan maken, een gebeurtenis scherper kan omschrijven.

Ik snap nu dat verhalen zich willen manifesteren. Ze zijn er al, zweven om ons heen, en zoeken net zo lang totdat zij het juiste instrument hebben gevonden om hun stoffelijke vorm te vinden.

Voor mijn roman ben ik dat instrument. Ze wist waarschijnlijk al jaren dat ik haar ooit, op een dag, vorm zou gaan geven, in mijn wereld, de stoffelijke wereld.

Alleen wist ze ook dat ik nog niet toegerust was voor die bijzondere taak. Dus heeft ze me getraind door me in de afgelopen vijfentwintig jaar eindeloos veel teksten, brochures, artikelen, e-mails en ja, zelfs vier complete boeken te laten schrijven. Ze heeft het door haar uitgekozen instrument (ik dus) mindful gemaakt, me elke dag opnieuw gewezen op de trucjes van het ego, me bewust gemaakt van de oneindig creatieve ruimte achter dat ego, toen gekneed, gevormd, door het vuur gejaagd, geslagen, geschuurd, gepolijst en steeds scherper en verfijnder gemaakt.

Totdat ik klaar was om haar verhaal te ontvangen en het op papier te zetten, met al mijn schrijftechnieken, ervaringen, inzichten en dat nieuwe bewustzijn, stevig verankerd in mindfulness.

En opeens, daar in die kleine vergaderkamer, was voor haar de tijd rijp om als een rivier door mij heen te stromen, zich in die inmiddels perfect gevormde bedding neer te leggen en zich te laten gaan, op naar dat toetsenbord dat al die jaren zo geduldig op haar gewacht had.

Doe Mindfulness Vandaag

Ik ben ervan overtuigd dat we allemaal een instrument zijn voor de gebeurtenissen die in ons aardse leven willen plaatsvinden, de idealen die zich willen manifesteren, de ideeën die een materiële vorm zoeken.

Zoals ik een instrument ben om jou met mijn verhalen te inspireren, zoals Picasso een instrument was om anderen met zijn beeldende kunst te vervoeren, en zoals Nelson Mandela een instrument was om zijn volk naar vrijheid te leiden… zo ben jij ook een instrument voor een gebeurtenis, idee of ideaal dat zich kenbaar wil maken.

Maar hoe weet je welk idee nu op jou zit te wachten totdat je goed genoeg bent om het vorm te geven en uit te voeren?

Heel simpel. Denk niet wat wil ik eigenlijk met mijn leven? want dat doet er helemaal niet toe. Instrumenten willen zelf niets, en dat is juist goed want zo kunnen ze zich volledig toeleggen op hun eigen ontwikkeling en elk grammetje van hun kostbare energie steken in het verbeteren en verfijnen van hun vaardigheden.

Dus vergeet die inefficiënte, immer doodlopende ‘wat wil ik?’-vraag en kijk eenvoudig naar wat je reeds met plezier en zonder enige moeite doet. Datgene wat je dusdanig makkelijk afgaat dat je er nooit tegenop ziet om te doen. Datgene wat je energie geeft, hoe vaak je het ook onderneemt en hoe vroeg je er ook je bed voor uit moet. Misschien is ’t je klanten in je bedrijf helpen. Misschien is ’t taarten bakken. Je werknemers motiveren. Verhaaltjes voorlezen aan kinderen. Ruimteschepen ontwerpen.

Dat wat je als vanzelf doet, wat je gelukkig maakt – al is het ’t schoonmaken van de badkamer – dat is ontegenzeggelijk een aanwijzing, of je je er nu voor schaamt of niet en of ’t in hoog maatschappelijk aanzien staat of juist niet.

Datgene waar jij intens gelukkig van wordt, waarmee je diep vanbinnen voelt dat het niet alleen goed is voor jou, maar ook voor anderen… daarvan kan ik je oprecht beloven dat dat het werk is van die unieke gebeurtenis, dat unieke idee of dat unieke ideaal dat jou heeft gekozen en jou nu aan het fijnslijpen is voor het echte werk.

Hoe minder je je daartegen verzet en hoe meer je erin meegaat (meebewegen, weet je nog?), hoe beter het is. Je kunt erop vertrouwen dat jij de enige bent die die taak optimaal zal kunnen vervullen. Loop er dus niet bang van weg, maar geef je eraan over. Vandaag nog. Want dit is jouw natuurlijke opdracht en jouw persoonlijke zingeving. En daarom voelt het zo goed.

Succes!
Marisa