SINDS WE NA VIJF JAAR Nieuw-Zeeland weer even in Amsterdam wonen, vallen ons veel verschillen op. Het grootste verschil tussen Amsterdam en Nieuw-Zeeland is dat het leven hier zo benauwend is. Letterlijk.
Elke morgen zie ik auto’s in de file op de A10 staan en in lange rijen voor de verkeerslichten op het kruispunt. De hele dag door zie ik volle trams heen en weer rijden. In de kantoren om me heen zitten mensen van negen tot vijf roerloos achter hun scherm. Daarna rijden ze naar huis, in de file. En de dag erna staan ze weer in de file om op kantoor opnieuw acht of meer uur aan hun bureautje door te brengen.
Een ander verschil (dat hiermee te maken heeft, maar dat leg ik zo uit) tussen hier en daar zijn de klusprogramma’s op tv. Die hebben ze in Nieuw-Zeeland niet. Maar nu ik hier weer een tijdje zit en van een afstand toekijk hoe de mensen hier leven, snap ik dat wel.
Het grote verschil tussen Nieuw-Zeeland en Nederland is de natuur. Of liever, wat Nederland betreft: het gebrek eraan. Je rijdt met de auto redelijk snel de stad uit, maar wat dan? Buiten Amsterdam is geen splintertje natuur te vinden. Aangeharkte, kunstmatige weilanden. Koeien. Wat schapen. Nauwelijks natuur te noemen. Geen grote gebieden met onaangetaste bossen. Geen bush. Geen oorsponkelijke vegetatie. Geen heuvels. Geen bergen. Geen gletsers. Geen wilde, ongerepte rivieren. Geen ruige kustlijn. Geen adembenemende stranden.
In Nieuw-Zeeland is alleen maar natuur. Je kunt niet anders dan door de echte natuur lopen of rijden, met haar ratjetoe aan vegetatie, zoals naaldbomen, eiken, Kauri’s, Pohutukawa’s, palmbomen, berken, flaxen, varens, wilgen. Omdat het zo heuvelachtig is, heb je om de haverklap een schitterend uitzicht. De stranden zijn onwerkelijk mooi, met ruige rotspartijen en intieme tropische baaien. Met wit en zwart zand. Met witte kiezels en soms met zwarte kiezels. Er zijn imposante bergketens met heuse gletsers. Er zijn ondoordringbare bossen. Er zijn wilde rivieren en heftige watervallen.
In Nieuw-Zeeland staan de meeste mensen om 5 of 6 uur ’s ochtends op. Niet om alvast in de file te gaan staan. Files vinden alleen in de spits rond Auckland plaats, een stad van 1.7 miljoen inwoners. De meeste Kiwi’s kennen geen files. Maar staan desondanks vroeg op om de dag te beginnen met een ontspannen strand- of boswandeling. Alleen of met de hond. En dat doen ze na het werk ook weer.
Werken? Natuurlijk, dat moeten Kiwi’s ook. Maar dat doen ze eigenlijk een beetje tussendoor. Als de ochtend erop zit, spoedt iedereen zich naar knusse cafeetjes om daar lekker op het terras te zitten. Sommigen blijven wat langer hangen en handelen onder het genot van nog een cappuccino een paar belangrijke telefoontjes af. Anderen trekken tijdens de lunchpauze hun sportkleding aan en rennen kilometers langs zo’n romantisch, met bloeiende Pohutekawa’s omzoomd strand middenin Auckland, waar ze genieten van het uitzicht op Hobbit-achtige, groenbegraste vulkaantjes.
Na het werk rijden ze langs de slager voor vlees van koeien en schapen (die nooit een stal van binnen zien), wat ze thuis op de barbeque grillen. Of ze rijden naar het strand en vangen daar een paar grote vissen, die thuis op het terras klaargemaakt worden. ‘Thuis’ staat zonder uitzondering op een stuk heuvel van minimaal 2000 vierkante meter. Je weet dat je buren hebt, ergens achter het bos. Maar je ziet of hoort ze niet.
Omdat het leven zich buiten afspeelt, in en met de natuur, geven Kiwi’s niet om hun huis. De huizen zijn schokkend eenvoudig, van hout met een golfplaten dak. Binnen goedkope vloerbedekking en een paar afgetrapte Lazyboys voor een flatscreen tv. Oh ja, en met een 100 watt lamp aan het plafond, die elke hoop op enige gezelligheid genadeloos de grond in boort.
Vandaar het ontbreken van een Nieuw-Zeelandse ‘Eigen Huis en Tuin’ op tv. Niemand is daar bezig met z’n interieur. Omdat ze toch buiten barbequen, en buiten naar het strand gaan, en naar de bossen of de bergen, of de zee op met een motorboot.
Nu pas beseffen we dat dat rijkdom is. Die ruimte. Die natuur die overal voor je klaarstaat. Ongerepte natuur welteverstaan, dus zonder monsterlijke appartementencomplexen en kunstmatig aangelegde winkelboulevards. Ook geen bar-dancings of walmende snack-kotten. Want dat mag daar allemaal niet. Thank God.
Hier hebben we geen buiten. Buiten de steden en dorpen is er niets. Platte weilanden. Plat strand. Zelfs de zee is plat. De oorspronkelijke natuur is de nek omgedraaid. In plaats daarvan hebben we wegen, die altijd vol staan. Ook in het weekend. En dus moeten de mensen het hier wel van hun rijtjeshuis of bovenwoning hebben. Het is het enige waar ze een veilige haven vinden. Waar ze op adem kunnen komen. Tot rust komen. Zichzelf kunnen zijn. Alleen kunnen zijn. En dus wordt er koortsachtig verbouwd en vertimmerd en geverfd en ge-doe-het-zelfd. Het is het enige plekje dat echt van hen is.
In Nieuw-Zeeland is dat precies andersom. Door het weinige aantal mensen (5 miljoen in een land zo groot als Italië) en de overweldigende natuur, voelt het alsof alles van jou is.
Je loopt op het strand dat kilometers lang is. Alleen. Je loopt door een bos waar je goed de weg moet weten anders kom je er niet meer uit. Alleen. Je loopt door de bergen en je komt niemand tegen. Je bent alleen. Alleen met de enorme ruimte om je heen. Wat een rijkdom!